Analoge uitgangen

image\block_analogausgang_sn.gif

U kunt beschikken over twee analoge uitgangen, AQ1 en AQ2. Op een analoge uitgang kunt u enkel een analoge waarde schakelen, dus een functie met een analoge uitgang of een analoge merker AM.

Wanneer u een speciale functie, die over een analoge uitgang beschikt, met een reële analoge uitgang schakelt, dan dient u er op te letten, dat de analoge uitgang alleen waarden van 0 tot 1000 kan bewerken.

Vanaf de modulelijn 0BA5 kunt u de analoge uitgangen zo inrichten, dat ze hun laatste waarden houden, wanneer de LOGO! overgaat in STOP. Als alternatief kunt u specifieke waarden inrichten, die voor de uitgangen AQ1 en AQ2 gezet zijn, wanneer de LOGO! overgaat naar STOP.

U kunt ook het waardebereik van de analoge uitgang instellen. U hebt twee mogelijkheden: