Voorwaarden voor een afvulstation
Een reservoir dient met twee verschillende objecten tot aan een aangegeven totaal aantal van ieder object te worden gevuld. Wanneer alle objecten in het reservoir zijn, wordt het naar het verpakkingsstation getransporteerd. Een transportband transporteert beide typen objecten naar het reservoir. (In dit voorbeeld wordt de vultransportband niet weergegeven.) Het schakelprogramma voor dit voorbeeld gebruikt twee vooruit-/achteruittellers voor het tellen van de objecten van ieder type, een aanwijzing van de analoge aritmetica voor het bepalen van het totale aantal objecten en een meldingtekst, die op het LOGO! display en LOGO! TD (tekstdisplay) het voor ieder objecttype benodigde aantal objecten alsmede het tot dusver bestaande aantal getelde objecten weergeeft.
Dit proces wordt hieronder beschreven:
Voor het vullen van het reservoir wordt ieder object door middel van een transportband naar het reservoir getransporteerd (deze procedure maakt geen deel uit van dit voorbeeld).
De volgorde waarin de objecten in het reservoir vallen, is toevallig.
Ieder object, dat in het reservoir valt, wordt door een sensor geteld.
Het aangesloten LOGO! TD alsmede het LOGO! display moeten aangeven, hoeveel objecten er van iedere soort werden geteld, hoeveel objecten er zich in het reservoir bevinden.
Schakelprogramma in LOGO!Soft Comfort
Op de beide digitale ingangen I1 en I2 zijn lichtbarrières aangesloten; sensoren, die herkennen, wanneer er een object in het reservoir valt. De beide tellers (B001 en B002) tellen ieder object voor de beide specifieke typen objecten, wanneer deze in het reservoir vallen. De inschakeldrempel van iedere teller geeft het maximaal mogelijk aantal voor ieder type object weer. Wanneer het reservoir vol is, wordt er een transportband tien seconden lang geactiveerd om het gevulde reservoir naar het verpakkingsstation en een leeg reservoir naar het afvulstation te transporteren.
Het schakelprogramma gebruikt een Meldingtekstfunctieblok om het totale aantal alsmede het aantal afzonderlijek soorten op de LOGO! TD en op het LOGO!- display weer te geven. De meldingtekst benut de tikkerfunctie om afwisselend staafdiagrammen van de getelde objecten en een tekstsamenvatting van de telwaarden te tonen. Bovendien wordt de tekst van de melding afhankelijk van de ingestelde tekenset voor meldingteksten in het Engels en Duits weergegeven.
Parameters van de functieblokken
Parameters worden als volgt toegepast:
De inschakeldrempel van de tellers B001 en B002 definieert het maximaal in een reservoir te vullen aantal objecten van ieder objecttype.
De impulsduur (TH) van het flankgetriggerde wisrelais definieert de duur van de beweging van het transportband.
Het functieblok B007 (analoge aritmetica) voor de berekening van het totale aantal wordt als volgt geprogrammeerd:
Waarde 1 is een referentieparameter voor de actuele waarde van teller B001.
Waarde 2 is een referentieparameter voor de actuele waarde van teller B002.
Operator 1 is "+" om de beide tellers op te tellen.
Prioriteit 1 is hoog. (Dit is de enige bewerking in dit functieblok, zodat de prioriteit in dit geval niet relevant is.)
De overige operanden en operatoren worden op "+ 0" gezet en beïnvloeden de uitgang van de vergelijking niet.
Meldingteksten
Het meldingtekstblok B010 geeft een meldingtekst weer, waarvan de vier regels alle "per regel" als tikker worden weergegeven, zodat er afwisselend twee beeldschermen worden getoond. Het eerste gedeelte toont de staafdiagrammen van de getelde objecten (actuele waarden van B001 en B002) en een staafdiagram voor het totale aantal objecten, berekend van B007. Het tweede gedeelte geeft dezelfde waarden numeriek en met tekstbeschrijvingen weer.
Voor het meldingtekst-functieblok zijn twee tekensets geconfigureerd. De meldingtekst voor tekenset 1 bevat Engelse tekst en de meldingtekst voor tekenset 2 bevat Duitse tekst. De beide tekensets kiest u met het menucommando Bestand -> Instellingen voor meldingtekst uit. In dat geval kiest u dezelfde tekenset uit voor Engelse en Duitse tekens. Als LOGO! zich RUN bevidnt, legt de actueel geselecteerde tekenset voor meldingteksten vast, welke melding er wordt weereggeven.