Om het gedragspatroon van een ingang in te stellen, kiest u het menucommando Extra Simulatieparameters uit. U krijgt alleen de ingangen getoond die u ook in het schakelprogramma hebt gebruikt.
U kunt uit vier mogelijkheden kiezen:
Schakelaar
Toets
Frequentie (niet bij analoge ingangen)
Analoog (enkel bij analoge ingangen)
Schakelaar
Een schakelaar wordt na één keer te zijn geactiveerd, vergrendeld en wordt pas na een volgend activeren weer ontgrendeld.
Toets
Een knop is slechts actief zolang hij ingedrukt wordt gehouden. Zodra er niet meer op wordt gedrukt, is het contact weer open.
U kunt bepalen of een toets zich als maak- of verbreekcontact dient te gedragen.
Frequentie (niet bij analoge ingangen)
De frequentie van de frequentie-ingang kan standaard worden ingesteld of kan in de loop van de simulatie worden gewijzigd. De eenheid van de in te stellen frequentie is Hz. De frequentie-ingang is hier een speciaal geval, omdat hij alleen bij de speciale functie "Drempelwaardeschakelaar frequentie" zinvol kan worden gebruikt.
Analoog (enkel bij analoge ingangen)
De analoge waarde van de Analoge ingang kan standaard worden ingesteld of in de lopende simulatie worden veranderd. De eenheid van de in te stellen analoge waarde komt overeen met de vooraf aangegeven meetwaarde. Het bereik komt overeen met het aangegeven meetbereik voor zover de optie "Waardebereik automatisch" werd geselecteerd. Het waardebereik komt dan overeen met het meetbereik van de functie waarmee de ingang verbonden is. De analoge ingang vormt hier een bijzonder geval omdat hij alleen bij de analoge speciale functies dient te worden gebruikt.
Raadpleeg a.u.b. de informatie over analoge waardenverwerking, waarin u de geboden hulp bij de blokparameters van de analoge blokken krijgt.
Kolom "Naam"
Ingangen worden met I kenbaar gemaakt.
Analoge ingangen worden met AI gemarkeerd.
Instellingen
De instellingen die u voor de simulatie van uw schakeling tot stand hebt gebracht, worden bij het opslaan van het schakelprogramma mede opgeslagen. U hoeft de simulatieparameters na het sluiten en opnieuw openen van uw schakelprogramma niet opnieuw in te voeren.
Wanneer de simulatie actief is, kunt u de instelling van een digitale ingang in de lijst van ingangsschakelaars door een klik met de rechtermuisknop op de ingang wijzigen. Kies in de dropdown-lijst schakelaars, toetsen (maak-contacten), toetsen (verbreek-contacten) of frequentie uit. Bevestig uw instellingen met "OK".
Wanneer de simulatie actief is, kunt u ook in het schakelschema met de rechtermuisknop op een digitale ingang klikken en de blokeigenschappen ervan wijzigen. In het tabblad "Simulatie" van het dialoogveld voor de blokeigenschappen kunt u het ingangstype zoals hierboven beschreven is, selecteren. Bevestig uw instellingen met "OK" of "Overnemen".